Forfaitaire woonlasten partneralimentatie

21 februari 2023

Met ingang van 1 januari 2023 is er iets veranderd in de wijze waarop de partneralimentatie wordt berekend. Waar voorheen de draagkracht – kort gezegd: hoeveel partneralimentatie kan de alimentatieplichtige betalen – werd berekend aan de hand van onder meer de daadwerkelijke woonlasten van de alimentatieplichtige, worden de woonlasten nu forfaitair berekend. Dat wil zeggen dat er met een vast percentage aan woonlasten wordt gerekend.

 

Voortaan wordt er, net als bij de berekening van de kinderalimentatie, rekening gehouden met een woonlast van 30% van het netto besteedbaar inkomen van de alimentatieplichtige. De alimentatieplichtige wordt dus geacht 30% van zijn/haar inkomen aan woonlasten te besteden en dit deel van het inkomen is dus niet beschikbaar om partneralimentatie te betalen.

Dat er met een vast percentage aan woonlasten wordt gerekend, wil echter niet zeggen dat er geen uitzonderingen op deze hoofdregel mogelijk zijn. Indien de alimentatieplichtige hogere woonlasten heeft, kan er met de daadwerkelijke woonlasten rekening worden gehouden. Het moet dan wel gaan om duurzame en aanmerkelijk hogere woonlasten. Daarnaast dienen deze woonlasten niet-vermijdbaar en -verwijtbaar te zijn.

Ook indien er een (mogelijk) tekort aan draagkracht is en er sprake is van duurzaam aanmerkelijk lagere woonlasten, kan er worden afgeweken van het forfaitair berekenen van de woonlasten. Hiervan kan al sprake zijn indien de onderhoudsplichtige samenwoont met een nieuwe partner. Uitgangspunt is namelijk dat de partner de helft van de gezamenlijke woonlast kan dragen. Het is evenwel aan de alimentatiegerechtigde om voldoende gemotiveerd te stellen dat de onderhoudsplichtige aan duurzaam aanmerkelijk lagere woonlasten heeft. Lukt het de alimentatiegerechtigde om dit aannemelijk te maken, dan zal de alimentatieplichtige inzicht moeten geven in de daadwerkelijke eigen woonlasten.